DOOR 2
Jij vindt toch ook dat ze floddert?
DOOR 1
Nou ja…
DOOR 2
Ze is de oudste van ons alle drie, maar ze gedraagt zich als een puber.
DOOR 1
Sinds wanneer?
DOOR 2
Sinds ze floddert. Ze is lang niet zo gedwee meer als ze was. Er heeft zich een verzet van haar meester gemaakt.
DOOR 1
Een verzet?
DOOR 2
En ze is uit op een verzetje. Ik doorzie haar, Door.
DOOR 1
O. Nou ja, dan moeten we misschien maar weer eens met ‘t pontje. Koffie drinken aan de overkant.
DOOR 2
Ik denk niet dat dat genoeg is.
DOOR 1
Ook niet met een appelpunt erbij?
DOOR 2
Nee.
DOOR 1
Een appelpunt met slagroom dan.
DOOR 2
Is niet genoeg.
DOOR 1
Echt niet?
DOOR 2
Nee. Ze draait volkomen door, Door.
DOOR 1
Maar waarom zie ìk dat dan niet?
DOOR 2
Omdat ik haar door en door ken.
DOOR 1
Ik ken haar ook door en door, Door.
DOOR 2
Nee Door, jij kent haar niet door en door.
DOOR 1
Ik ken jou ook door en door, Door. En Door ken ik ook door en door.
DOOR 2
Ik ken jòu door en door, Door. Maar jij kent mij niet door en door. En Door ook niet.
DOOR 1
Hè, dram nou niet zo door!
DOOR 2
Wie dramt er hier nou door!