
Fragment
Jacob
Er was een drager door z’n rug gegaan. We hadden al de hele dag staan spitten. Eerst met een brander door die bevroren grond. Vervolgens een drilboor. De vorst zit al diep zo vroeg in het jaar. Nou, de rest met de hand. En toen; pats! Ik heb ‘m uit het graf moeten tillen. Hij kon niks meer. Dus toen moest ik. Dragen. Maar ik moest hierheen en alles liep uit. Door die sneeuw natuurlijk. Puinhoop.
Olaf
Maar je bent er.
Jacob
Ja. Jij ook.
Olaf
Ja.
Begint zijn broek uit te trekken. Jacob zijn pak. Stilte.
Olaf
Dat je dat trekt. Altijd maar zo’n lijklucht om je heen.
Jacob
Hm?
Olaf
Jij legt ze toch ook af?
Jacob
Volgens mij hak jij ze zelfs in stukjes.
Olaf
Dat is wel even wat anders.
Jacob
Vind je? Een dood varken is net zo dood als een dood mens.
Olaf
O god, ze heeft je al zover hè?
Jacob
Wat bedoel je?
Olaf
Jij ook al.
Jacob
Wat?
Olaf
Ze was altijd gek op vlees. Ze was gek op m’n worst. Heb ik nu een prijs mee gewonnen hè? Met mijn worst. Dat je het even weet. Niet kinderachtig hè? Die beker.
Jacob
Zeker niet. Voor je worst?
Olaf
Ja. Vanmiddag. Paardenworst. Was ze gek op. Maar van de ene op de andere dag: vegetariër. Gek hè? ‘Met je vieze worst’, zei ze. ‘Ga weg met je vieze worst. Ik hoef jouw worst niet meer’. En Emma en Ruben dus ook niet meer hè? Mijn worst ging gewoon de prullenbak in. Ik gaf het ze stiekem. Moet je nagaan. Een slager die in het geniep zijn kinderen een plakje worst geeft. Niet tegen mamma vertellen hè? Mamma mag het niet weten. Van pappa’s vieze worst. God, dat ik dat allemaal heb toegelaten.
Jacob
Ik was al niet zo’n vleeseter.
Olaf
Hou toch op! We hebben gebarbecued! Samen. Elke dag. Op vakantie. Vroeger.
Jacob
Dat deed ik voor jou.
Olaf
Niet!
Jacob
Wel. Omdat ik wist dat jij dat lekker vond.
Olaf
Dit is dus echt Carla, Jacob. Je weet het zelf nog niet, maar je hebt geen flikker meer in te brengen binnenkort.
Jacob
Zullen we het niet over Carla hebben?
Olaf
Nee, liever niet. Maar ik ben zo blij dat ik van haar af ben.