Fragment

WALTER
Hoe is die van jou?
 
HELEN
Net als die van jou.
 
WALTER
‘t Kan toch van een andere koe zijn?
 
HELEN
Een koe is een koe.
 
WALTER
Dat is dus niet waar.
 
HELEN
En dan zeg ik: “Lekker.” En jij zegt: “Ja, die van mij ook. Geen zenen.”
 
WALTER
Bij zakenlunches krijg ik vaak de meest vreselijke lappen vlees op m’n bord.
 
HELEN
We hebben hier nog nooit een slechte biefstuk gehad.
 
WALTER
Met geen mes doorheen te komen.
 
HELEN
Wat? Die van jou?
 
WALTER
Nee! Als ik lunch. Dick zei nog dat onze klanten…
 
HELEN
Dick?
 
WALTER
Dick! M’n compagnon!
 
HELEN
Ja, dan hoef je niet zo verontwaardigd te doen. Hoe weet ik nou wie Dick is als je me nooit iets vertelt.
 
WALTER
Je moet niet altijd zo overdrijven! Over collega’s vertel ik wel ‘s wat. Alleen gaat ‘t bij jou je ene oor in en ‘t andere uit!
 
HELEN
Nou, wie is Dick?
 
WALTER
Je hebt ‘m wel eens ontmoet. Vorig jaar. We hadden een feest op die raderboot. Ik heb ‘m nog aan je voorgesteld. Een man met een geel pak.
 
HELEN
O die! Wat een kwal was dat.
 
WALTER
Dick is een prima kerel.
 
HELEN
Hij had zo’n akelig lachje.
 
WALTER
Kan hij toch niks aan doen?
 
HELEN
En dat gelebber aan m’n hand.
 
WALTER
Jij houdt van charmeurs.
 
HELEN
Dat was geen charmeur, dat was een slijmbal. Hij flirtte met iedere vrouw. Ik heb ‘m de hele avond in de gaten gehouden. Z’n vrouw blijkbaar ook, want die sprong later overboord.
 
WALTER
Die was dronken.