Interview met Peter Aten in het Noord-Hollands Dagblad van donderdag 13 april 2000 door Saskia Nassenstein

Peter Aten die al jaren toneel speelt bij WTG, schreef het stuk Roet dat dit weekeinde wordt opgevoerd. foto: Henk van de Leur
De afgelopen jaren kwam toneelvereniging WTG steeds voor de dag met een gedegen blijspel. Zo’n stuk waarbij bij voorbaat vaststond dat het een succes zou worden. Dit keer speelt WTG niet op zeker. Gekozen is voor ‘Roet’ van Peter Aten.
Aten is een aankomend schrijver, afkomstig uit de eigen gelederen van de toneelgroep en ‘Roet’ is nog nooit gespeeld. Een gewaagde onderneming van WTG. Maar de groep heeft er vertrouwen in, want Aten is ook de auteur van de eenakter ‘Duifje’ en die viel bij het publiek zeer in de smaak.
‘Roet wordt dit weekeinde twee keer opgevoerd in De Bres in Wormerveer. Twee van de zeven rollen worden gespeeld door een Aten: zijn moeder Mia en zijn tante Marjan. De auteur die voorheen zijn eigen stukken regisseerde, maakt zich niet al te druk over de uitvoering van zijn werkstuk. “Ik heb het uit handen gegeven. Geen tijd. Joss Fluhr doet de regie en zij is heel enthousiast. Af en toe ben ik wel eens gaan kijken en wat ik zag beviel,” zegt Aten voorzichtig.
De 32-jarige Aten doet al heel lang aan toneelspelen en WTG is zijn vereniging. Zoals te verwachten van een telg uit de familie Aten. Maar deze Aten schrijft ook. “Deed ik als kind al. Verhaaltjes en toneelstukjes. Het komt door mijn moeder, denk ik,” zegt Aten. “Ik ging al vroeg mee naar toneel en ik vond het leuk. Bovendien werd ik op de basisschool aangemoedigd om toneelstukjes te schrijven.” Rond z’n twintigste ging Aten zich serieus bezighouden met schrijven en sinds een paar jaar timmert hij aan de weg als auteur. Een aantal van zijn stukken is uitgegeven en een drietal is opgevoerd op eenakterfestivals.
Aten, die een opleiding aan de Rietveld Academie heeft gevolgd, is werkzaam als grafisch vormgever bij het Nederlands Omroep Productiebedrijf (NOB). “Een vaste baan. Ik ben niet geboren voor het vrije kunstenaarsschap. Het schrijven doe ik erbij. M’n werk is leuk, maar schrijven ook. En ik heb het nodig. Ik kan er m’n creativiteit in kwijt.”
‘Roet’, Atens tweede avondvullende stuk, dateert van vier jaar geleden. “Sindsdien ben ik niet meer aan een lang stuk toegekomen. Wel aan eenakters. Inmiddels heb ik een aardige buffer waaruit men kan putten. In de periode dat ik tijd genoeg had, heb ik best veel gedaan. In het begin was ik heel onzeker over wat ik schreef. Ik schatte mezelf niet zo hoog in. Maar na de opvoering van m’n tweede eenakter, door Will Broerse en Jaap Jongh van WTG, kreeg ik wat meer zelfvertrouwen. Iedereen vond het een goed stuk. En door het succes van ‘Duifje’ kreeg ik nog wat meer zekerheid. Maar ik heb bij WTG nooit gezegd: Jullie moeten een stuk van mij gaan spelen. Op een gegeven moment was de tijd gewoon rijp om te zeggen: Ik heb iets op de plank liggen.” Aten gaf ‘Roet’ ter lezing aan Will Broerse. “Zij fungeerde als klankbord. Ze is best kritisch, maar ik had vertrouwen in haar mening. Daar had ik wat aan.” Alvorens de toneelgroep met ‘Roet’ aan de slag ging heeft Aten het stuk kritisch bekeken en het een en ander gewijzigd en geschrapt. “Maar veel heb ik er niet meer aan gedaan. Het zit goed in elkaar. Het bevalt je, of niet.”
‘Roet’, dat vorig jaar is uitgegeven door de NVA, speelt zich af in een bungalowpark. In een van de bungalows heeft zich een familie verzameld om de verjaardag van de 85-jarige moeder te vieren. Een zinloos feestje, want de moeder heeft Alzheimer. Aten: “Ik kwam op het idee toen ik met m’n schoonfamilie in zo’n park was. Ik stelde mij zo’n familie in een bungalow voor. Al die zure gezichten. Maar wel triest. In het stuk laaien de discussies hoog op, maar ik heb het zo geschreven dat er ook veel te lachen valt. Ik wil dat mensen een leuke avond hebben, maar ze ook laten nadenken over iets. In dit geval euthanasie, over de dood. Voor mij is een stuk geslaagd als men het leuk vindt en erover blijft nadenken of napraten.”
Aten wordt, zegt hij, gefascineerd door de dood en door alles wat met de dood te maken heeft. “En door wrikkende relaties. Serieuze thema’s, verpakt in een goed verhaal met af en toe wat kolder en met een onverwachte clou op het eind. Een beetje bizar. Ze zeggen dat ik in de trant van Roald Dahl schrijf, maar daarvan was ik me niet bewust. Ik heb alleen zijn kinderboeken gelezen. Later heb ik een bundel van hem gekocht. Na een paar verhalen ben ik gestopt met lezen. Ik was bang dat ik ideeën van mezelf zou tegenkomen.”
Hoewel Aten met zijn 32 jaar als ‘jongere’ aangemerkt kan worden, schrijft hij niet over zijn eigen leefwereld. Zijn stukken gaan over veertigers en hun relaties. “Misschien komt het omdat ik veel luister en observeer. Ik ben nogal gereserveerd. Als je weinig praat, ga je mensen gadeslaan. Dat wat ik zie en hoor, sla ik op denk ik. Ik weet niet echt hoe hun leefwereld is, maar bij WTG heb ik veel stukken van Ayckbourn gezien over relaties. Dus ik weet er wel iets van. En het interesseert me. Bovendien schrijf ik vaak met bepaalde mensen voor ogen. De spelers van WTG. Roet heb ik geschreven met bekende mensen in mijn hoofd. Ik zie ze voor me, ik zie ze spelen. Bij een bepaald personage had ik Ria Jak in gedachten. Maar de regisseur besliste anders. Mijn moeder speelt nu die rol. Dat was wel even omschakelen!”